|
Zonnebaars:
 |
De
zonnebaars is een vis die tot 15 cm groot wordt in België en/of
Nederland. Aan de oostkust en het midden van de Verenigde Staten, waar
hij vandaan komt, kan hij wel 25 cm lang worden. De Zonnebaars is een
vis die eigenlijk niet mag ontbreken in de vijver, hoewel soms ook het
tegenovergeselde wordt beweert. Waarom de zonnebaars wel goed is in een
vijver, komt omdat hij dierlijk voedsel eet. Denk hierbij aan
bloedzuigers die schadelijk kunnen zijn voor de vissen, en andere kleine
wormpjes en waterdiertjes die slecht kunnen zijn voor de vissen!
Gedrag :
De jonge vissen leven in
scholen, maar volwassen dieren zijn territoriaal. De
zonnebaars is gevoelig voor vervuiling. Daarom is hij
wel interessant als alarmvis. De zonnebaars zal snel
laten merken als het vijverwater niet in orde is. De
zonnebaars wordt daardoor ook veel gebruikt bij
waterzuiveringsinstallaties, die water gebruiken van uit
bv: de maas. Als de maas teveel vervuild is, zullen de
zonnebaars dit snel laten merken, en kan men bij de
waterzuiveringsinstallaties snel reageren. De zonnebaars
is en blijft een roofvis en het kan gebeuren wanneer u
jonge koi in de vijver heeft dat hij er opeet. Het kan
wel eens gebeuren als u naar de vijver zit te kijken,
dat er een zonnebaars achter een vis of koi aan zwemt!?
Schrik dan niet, het kan zijn dat de vis of koi last
heeft van een worm bv. een bloedzuiger. De zonnebaars
zit dan niet achter uw vis of koi aan, maar dan wel
achter de worm. Zo eet de zonnebaars de worm op waardoor
de vis of koi verlost raakt van z`n ongewenste gasten.
|
Brasem:
 |
Herkenning: Kleine exemplaren kunnen verward
worden met de kolblei. Aantal rijen schubben boven de zijlijn bedraagt
12 tot 14. De oogdiameter is kleiner dan de afstand van het oog tot de
punt van de bek. De bek is onderstandig en ver uitstulpbaar.
Verspreiding: Algemeen. Komt voor in allerlei
watertypen. Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, kleine
kreeftachtigen en wormpjes Lengte tot circa:
80cm |
Graskarper:
 |
Herkenning: Kan verward worden met de
kopvoorn. Onder de zijlijn liggen 5 rijen schubben. Onderscheid zich van
de karper door het ontbreken van bekdraden aan de stevige onderstaande
bek en door de korte rugvin. Verspreiding:
Uitheems, vrij zeldzaam. Oorspronkelijk afkomstig uit China. Naar onze
wateren gehaald ten behoeve van waterplantenbeheer. Plant zich in ons
land niet voort. Voedsel: Bij voorkeur (zachte) waterplanten.
Lengte tot circa: 120cm |
Kopvoorn:
 |
Herkenning: Kan worden verward met de
graskarper. Onder de zijlijn liggen 3-4 rijen schubben. Het lichaam is
cilindrisch, de kop tamelijk plat en breed. De anaalvin is bolrond.
Voedsel: insecten, insectenlarven, weekdieren, soms plantendelen en
kleine vis. Lengte tot circa:
65cm |
Kroeskarper:
 |
Herkenning: Op de zijlijn liggen 33-36
schubben. De rugvin is bolrond. De 5e of de 6e vinstraal is het langst.
Bekdraden ontbreken. Verspreiding: Vrij zeldzaam. Komt voor in
stilstaande wateren met veel plantengroei en een zachte bodem.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, plantendelen, dierlijk
plankton en slakjes. Lengte tot circa:
50cm |
Zeelt:
 |
Herkenning: De iris van het oog is
oranje gekleurd. De vinnen zijn bolrond. Er zijn 2 korte bekdraden
aanwezig. Onder de dikke slijmhuid bevinden zich op de zijlijn 95-120
kleine schubben. Verspreiding: Algemeen. Komt voor in wateren
met veel plantengroei en een zachte bodem. Voedsel:
Voornamelijk insectenlarven, wormen en slakjes. Lengte tot circa:
60cm |
Snoek:
 |
Herkenning: Anaalvin en rugvin bevinden zich
ver achterwaarts op het lichaam. De kop loopt uit in een platte brede
bek. Het lichaam is getekend met goudkleurige stippen of strepen.
Verspreiding: Algemeen. De snoek heeft een voorkeur voor heldere
wateren, omgeven door plantenrijke oeverzones. Voedsel: Zijn
prooi bestaat hoofdzakelijk uit vis. Lengte tot circa: 140cm |
Paling:
 |
Herkenning: Het lichaam is slangachtig
van vorm. De borstvinnen bevinden zich direct achter de kop. Op het
achterste deel van het lichaam is, zowel onder als boven, een vinzoom
aanwezig die uitloopt in de staartpunt. Buikvinnen ontbreken.
Verspreiding: Algemeen. Trekt meestal als glasaal van ca. 6 cm
lengte vanuit zee de binnenwateren in. Volwassen exemplaren trekken
terug naar zee om zich voort te planten. De glasaalintrek is
tegenwoordig sterk verminderd. Voedsel: het voorkeursvoedsel
bestaat uit insectenlarven en kleine kreeftachtigen. Grote exemplaren
eten ook wel visjes en weekdieren.. Lengte tot circa: 125cm
|
|
|
|
Giebel:
 |
Herkenning: Op de zijlijn van de giebel
of wilde goudvis komen 28-31 schubben voor. De eerste vinstraal is
tamelijk hard en getand. De rand van de rugvin is hol ingesneden. De
gekweekte goudvis is een kleurvariëteit van de giebel.
Verspreiding: Ingeburgerd, vrij zeldzaam. De giebel wordt in ons
land plaatselijk aangetroffen in allerlei wateren.
Voedsel: Voornamelijk kleine diertjes en plantaardig materiaal.
Lengte tot circa: 45cm |
Karper (schub):
 |
Herkenning: In onze wateren komen van de
karper 4 verschillende beschubbingstypen voor. Deze typen worden
aangeduid als schubkarper, spiegelkarper, rijenkarper en naaktkarper. Er
zijn 4 bekdraden aanwezig, waarvan 2 in de hoeken van de bek en 2
kortere op de bovenlip. De rand van de rugvin is hol ingesneden. De
voorste vinstraal van de rugvin is stevig en getand. De
rijenkarper is van de andere karpertypen to onderscheiden door het
voorkomen van een enkele rij grote schubben op de zijlijn. De
naaktkarper is van de andere karpertypen te onderscheiden doordat
geen of slechts enkele schubben aanwezig zijn. Verspreiding:
Ingeburgerd, algemeen. Komt door uitzettingen in veel wateren voor.
Voedsel: Voornamelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen,
weekdieren en wormpjes. Lengte tot circa: 120cm
|
Spiegelkarper:

|
Herkenning: De spiegelkarper is van de andere
karpertypen te onderscheiden doordat over het gehele lichaam een aantal
onregelmatig geplaatste schubben van verschillende grootte voorkomen.
Verspreiding: Ingeburgerd, algemeen. Komt door uitzettingen in veel
wateren voor. Voedsel:
Voornamelijk insectenlarven, kleine kreeftachtigen, weekdieren en
wormpjes. Lengte tot circa: 120cm |
Winde:
 |
Herkenning: De kleine bek is
eindstandig. De rand van de anaalvin is ingesneden. Op de zijlijn liggen
56-61 schubben. Verspreiding: Algemeen, kan door uitzetting
ook voorkomen in afgesloten wateren. Voedsel:
insecten, kleine kreeftachtigen en soms ook kleine witvis. Lengte
tot circa: 80cm |
Baars:
 |
Herkenning:De 2 rugvinnen zijn
gescheiden, waarvan de voorste uitsluitend harde stekels heeft. Op de
achterzijde van de voorste rugvin bevindt zich een zwarte vlek. Over het
lichaam lopen een aantal verticale, donker banden. Verspreiding:
Algemeen. Komt voor in niet te troebele wateren. Voedsel: Eet
allerlei dierlijk voedsel, maar boven een lengte van 15cm vooral vis.
Lengte tot ca.:
50cm |
Snoekbaars:
 |
Herkenning: De 2 rugvinnen zijn
gescheiden, waarvan de voorste uitsluitend harde stekels heeft. De
bovenkaak loopt door tot achter het violet oplichtende oog.
Verspreiding: Ingeburgerd, algemeen. Komt voor in troebele en diepe
heldere wateren. Heeft daarbij voorkeur voor een stevige bodem.
Voedsel: Hoofdzakelijk kleine vis. Lengte tot ca.: 120cm |
Blankvoorn:
 |
Herkenning:
De lichaamsvorm is verschillend, de rug een weinig
oplopend. Het lichaam is enigszins samengedrukt. Kop relatief klein,
ogen groot.
Mondopening klein. De snuit is dik, de schubben vrij groot. Hij is
meestal herkenbaar aan zijn rode oogkleur. De kleur is meestal
blauwgroen, zijden zilver met blauwe weerschijn. De buikvinnen staan
onder de voorste rand van de rugvin ingeplant.
Verspreiding:
Bewoner van stilstaande en langzaam stromende waters.
Voedsel: Volwassen blankvoorn voedt zich meestal met insectenlarven,
slakken, kreeftachtigen, maar ook met plantenresten en algen. Tot een
lengte van 12 tot 15 cm voedt de blankvoorn zich overwegend met dierlijk
plankton, zoals watervlooien maar ook met muggenlarven. De overgang in
het voedselgedrag vindt plaats in het derde levensjaar. Lengte tot ca.:
15 tot 30 cm. |
|
|
 |